Lezing 1
De geboorte van Jezus
1. In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4-5 Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. 6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf.

Lezing 2
Matteüs 2 
1 Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. 2 Ze vroegen: ‘Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.’ 3 Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde,
7 Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, 8 en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het te aanbidden.’ 9 Nadat ze de koning hadden aangehoord gingen ze op weg,
12 En omdat ze in een droom de aanwijzing hadden gekregen dat ze niet naar Herodes terug moesten gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.
16 Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen.

Parabel:
Het huis dat Waldemar bouwde.
Er was eens een man, die heette Waldemar.
Zijn vrouw werkte voor een rijke aannemer.
Op een dag bracht haar baas Waldemar naar een mooi stuk grond.
Of hij er een huis wilde bouwen. De beste materialen stonden klaar. Dure bakstenen. Mooie tegels, prachtig hout, de beste dakpannen.
Waldemar ging akkoord. Hij had op dat moment toch niet zoveel te doen.

‘Ik ga op een wereldreis en ben dus even weg. Hier heb je ook genoeg geld om alles te regelen wat voor de bouw klaar is, genoeg om goede vakmannen te huren. Doen je best. Wanneer ik terug ben, zal ik de levering aan de nieuwe eigenaar regelen’ zei de baas.

Waldemar ging aan het werk, niet al te hard. Hij besloot op de salarissen van vakmannen te besparen en liet het werk doen door beunhazen. Wanneer ze knoeiden, maakte hij er geen punt van, als ze het knoeiwerk maar goed verborgen. Hij verkocht de dure stenen en dakpannen en kocht goedkope. Een laagje pleister over de stenen en niemand zou erachter komen, en als je de dakpannen maar een beetje strategisch legt, zou het even duren voor iemand het doorheeft. Hij verkocht de dure ramen en kocht tweedehandse ramen, een likje verf en niemand zou het meteen merken, dacht hij. Terwijl hij sukkelde om de kromgetrokken ramen ingemetseld te krijgen dacht hij bij zichzelf:
‘Als het maar een jaartje of zo goed blijft. Daarna ben ik toch weg bij deze baas.’
Al het geld wat hij overhield stak hij in zijn eigen zak. Beter gezegd, hij vergokte het met poker.

Na enige maanden was de baas terug van zijn wereldreis. Hij liet Waldemar bij hem op kantoor komen.
‘Alles goedgedaan met de bouw’ vroeg hij aan Waldemar.
‘Het staat als een huis’ zei Waldemar. ‘En ik heb zin in een lekkere vakantie zodra mijn vrouw die als secretaresse bij jullie werkt met pensioen gaat.’
‘Daar wilde ik het nou net over hebben’ zei de baas.
‘Je vrouw heeft al die jaren zo goed voor ons en ons bedrijf gewerkt dat ik en mijn vrouw hebben besloten om jullie iets te geven als afscheidsgeschenk voor wanneer ze binnenkort met pensioen gaat.
Dat huis wat je hebt gebouwd de afgelopen maanden is ons geschenk aan jullie.’

In de jaren die erop volgde heeft Waldemar zichzelf vaak verwenst. Hij dacht dat hij het werk voor een ander deed, maar bouwde voor zichzelf en nu zat hij met de gebakken peren.